Veilig op de autosnelweg rijden
© Kato Peeters

Veilig op de autosnelweg rijden

Autosnelwegen zijn een specifiek wegennet. Omdat er sneller gereden wordt en de verkeersdrukte er groter is kunnen ze chauffeurs nerveus maken of zelfs afschrikken. De belangrijkste regels om veilig op autosnelwegen te rijden.

Hoe de autosnelweg op- en afrijden?
-  Gebruik de volledige lengte van de oprit om de autosnelweg op te rijden en maak op die oprit voldoende snelheid, zodat je de bestuurders op de rechterrijstrook niet dwingt om plots te remmen of uit te wijken.
-  Zet tijdig je richtingaanwijzer aan en werp ook een blik in je achteruitkijkspiegels en over je schouder om je rekenschap te geven van het andere verkeer op de autosnelweg en om te zien of er voldoende plaats is om veilig in te voegen. Je moet trouwens voorrang geven aan de bestuurders die al op de autosnelweg rijden en je mag hen bij het invoegen dus niet hinderen.
-  Als je de autosnelweg wilt verlaten, zorg dan dat je tijdig op de rechterrijstrook rijdt. Gebruik de afrit maximaal zodat je die volledig kunt benutten om je snelheid te verminderen.

Rechts rijden!

Ook op autosnelwegen moet je rechts rijden. Je moet er dus op de rechterrijstrook rijden. Je mag uiteraard wel van rijstrook veranderen om een voertuig dat trager rijdt links in te halen. Na het inhalen moet je terug naar de rechterrijstrook wisselen. Gebruik natuurlijk je richtingaanwijzers telkens je van rijstrook verandert. 
Op deze regel bestaan de volgende uitzonderingen:
-  Wanneer je op korte tijd verschillende voertuigen na elkaar wilt inhalen mag je op de tweede of derde rijstrook blijven rijden. Nadien ben je uiteraard verplicht om terug op de rechterrijstrook verder te rijden.
-  Hangen er boven de rijstroken F15-borden die aangeven dat je een richting moet kiezen, dan spreekt het voor zich dat je op de rijstrook mag rijden van de richting die je wilt volgen. Eens je in de door jou gekozen richting rijdt moet je weer de rechterrijstrook volgen.
-  Wanneer er door druk verkeer in meerdere files wordt gereden mag je natuurlijk ook op de andere rijstroken rijden.

Middenstrookrijden is verboden!
Op de middenstrook blijven rijden is dus verboden.
Krijg je zelf te maken met een “middenstrookrijder”, haal die dan nooit langs rechts in. Dan bega je immers een overtreding en bovendien is dat erg gevaarlijk. Inhalen moet je trouwens altijd en dus ook op een autosnelweg langs links doen. Haal zo’n “middenstrookrijder” dus op een veilige manier langs links in en toon hem, nadat je hem voorbij bent, op de meest hoffelijke manier dat hij of zij op de rechterrijstrook moet rijden door daar zelf te gaan rijden.

Snelheid aanpassen!            
In ons land is de maximum toegelaten snelheid op de autosnelwegen beperkt tot 120 km/u, behalve wanneer verkeersborden C43 een lagere snelheid opleggen.
Respecteer altijd de snelheidsbeperkingen en blijf aandachtig zodat je tijdig kunt vertragen zodra de verkeerssituatie het vereist. Ook op een autosnelweg moet je natuurlijk je snelheid aanpassen aan de omstandigheden zoals het weer (felle regen of sneeuw), het zicht (donker of mist) of de verkeersdichtheid.

Voertuigen met een maximale toegelaten massa van meer dan 3,5 ton en autobussen mogen er niet sneller dan 90 km/u rijden. Autocars met een snelheidsbegrenzer tot 100 km/u en waarvan alle zitplaatsen een veiligheidsgordel hebben mogen er maximum 100 km/u rijden.

In normale weg- en weersomstandigheden mag je op een autosnelweg nooit trager dan 70 km/u rijden.
Het verkeersbord C43 kan eventueel een lagere snelheid opleggen. Dat is zeker het geval bij wegenwerken. Het is absoluut noodzakelijk om aan wegenwerken de snelheidsbeperkingen te respecteren, want dan is het er zowel voor de bestuurders als voor de wegarbeiders veiliger.

Voldoende afstand houden!

Omdat je in alle omstandigheden moet kunnen stoppen voor een hindernis die je kan voorzien en ook als je voorligger een noodstop maakt, is het wettelijk verplicht om altijd op voldoende veilige afstand achter je voorligger te blijven. Rij je te dicht dan riskeer je een kop-staartaanrijding. Hoe sneller je rijdt, hoe meer volgafstand je natuurlijk moet laten.

Om te weten of je op voldoende veilige afstand rijdt, bestaat er een heel eenvoudige vuistregel, de tweesecondenregel:
- Kies om te beginnen een duidelijk vast herkenningspunt langs de weg, bijvoorbeeld een brugpeiler of een verlichtingspaal.
- Zodra je voorligger dat herkenningspunt voorbijrijdt, begin je rustig te tellen: “eenentwintig, tweeëntwintig”, dat duurt precies twee seconden.
- Kom je ná die 2 seconden zelf voorbij dat herkenningspunt dan rij je op een veilige afstand. Ben je eerder bij dat punt, dan rij je te dicht achter je voorligger.
- Op een nat wegdek tel je er een seconde bij, namelijk: “eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig. Op een nat wegdek is je stopafstand immers groter en moet je dus verder achter je voorligger blijven.  

Het is verboden om op een autosnelweg:
- achteruit te rijden, in tegenovergestelde richting te rijden of rechtsomkeer te maken;
- door de middenberm te rijden;
- de dwarsverbindingen te gebruiken die voorbehouden zijn aan de hulpdiensten;
- stil te staan of te parkeren op de pechstrook behalve in noodgevallen (voertuigpanne of onwel worden).

Filevorming voorkomen?
 Om filevorming te voorkomen is het, op basis van wetenschappelijke studies, aanbevolen dat bestuurders:

  • hun veiligheidsafstanden vergroten, want dat vermindert ongewenste remmanoeuvres en zo zal het achteropkomend verkeer geleidelijk vertragen en uiteindelijk tot stilstand komen;
  • hun snelheid wat verminderen en een relatief constante snelheid aanhouden;
  • niet constant van rijstrook veranderen, aandachtig en ontspannen blijven om er zo een regelmatig rijgedrag op na te houden.


Werner VAN CANT
Politiecommissaris o.r.