Sinds 2020 mag een bestuurder van een prioritair voertuig tijdens het uitvoeren van een dringende opdracht verkeersovertredingen begaan (weliswaar met enkele uitzonderingen). Verrassend genoeg bestaan er twee verschillende procedures naast elkaar. Een belangrijk gegeven om in kaart te brengen eind 2024.
Twee categorieën van prioritaire voertuigen
In de Wegcode (art. 37.1) is het begrip prioritair voertuig gekoppeld aan het gebruik van een of meerdere blauwe zwaailichten en een speciaal waarschuwingssignaal (sirene).
Volgens eerdere wetgeving dienden bestuurders van prioritaire voertuigen op weg naar een dringende tussenkomst de verkeersregels te respecteren. Er waren wel enkele uitzonderingen hierop, doch deze visie kwam niet overeen met de realiteit. De praktijk wees namelijk uit dat er nood was aan uitzonderingen. Met andere woorden: op het terrein bleek men meer overtredingen te begaan dan hetgeen tot dan toe toegelaten was.
Sinds 2020 werden dan ook enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Vanaf dan mocht men meer afwijken van de geldende verkeersregels. Er bleven wel enkel uitzonderingen bestaan. Voor de bestuurders van prioritaire voertuigen die niet onder dit regime vallen blijven de mogelijkheden om van de verkeersregels af te wijken beperkter.
Regels van toepassing voor ALLE bestuurders van prioritaire voertuigen
Enkele regels zijn steeds van toepassing. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van de blauwe zwaailichten (artikel 37.2): deze moeten altijd gebruikt worden wanneer er een dringende opdracht uitgevoerd wordt. Wanneer de lichten ontstoken worden moet de aard van de tussenkomst dit steeds rechtvaardigen.
Bij gebruik van het speciale geluidssignaal samen met de blauwe zwaailichten mag de bestuurder een rood verkeerslicht voorbijrijden. Men moet dit aandachtig en aan een gematigde snelheid doen en zonder een gevaar te vormen voor andere weggebruikers (artikel 37.4).
Vroeger diende men volledig tot stilstand te komen voor het rode licht. In de praktijk bleek deze stopregel echter moeilijk te handhaven, wat voor veiligheidsproblemen zorgde.
Het is vanzelfsprekend dat bestuurders van prioritaire voertuigen heel voorzichtig moeten zijn bij het toepassen van deze uitzondering. Blauwe zwaailichten en sirene worden vaak pas op het allerlaatste moment opgemerkt door de andere weggebruikers. Daarnaast kan de bestuurder bij een ongeval aansprakelijk gesteld worden voor de geleden schade.
Aanvullend hierbij dient de algemene voorzichtigheidsregel steeds nageleefd te worden door alle weggebruikers (volgens de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek). Bij een ongeval kan de verantwoordelijkheid van de bestuurder dus altijd in het gedrang komen.
Bestuurders van prioritaire voertuigen die van de meeste verkeersregels kunnen afwijken
De algemene uitzondering geldt alleen voor de bestuurders van een prioritair voertuig zoals gedefinieerd in artikel 37.5 van de Wegcode. In deze lijst staan onder meer de bestuurders van voertuigen van de politie (federaal en lokaal), de militaire politie, de brandweer, de civiele bescherming, de medische spoeddiensten, de ontmijningsdiensten, de spoorwegveiligheidsdiensten en Infrabel, voertuigen die betrokken zijn bij ernstige incidenten met gas, water, elektriciteit of radioactieve stoffen, de douane of nog gevangenentransporten.
De bestuurders van al deze categorieën dienen zelfs tijdens een dringende opdracht de volgende regels te respecteren:
- Artikel 4: de verplichting om de aanwijzingen van bevoegde personen op te volgen.
- Artikel 8.4: het gebruik van een mobiele telefoon.
- Artikel 16.4: de voorzorgsmaatregelen voor het inhalen aan de linkerzijde.
- Artikel 20: het rijden op spoorwegen en over overwegen.
- Artikel 24, eerste alinea, 3°: het stoppen en parkeren op overwegen.
- Artikel 35: de veiligheidsgordel.
- Artikel 36: de beschermingshelm.
- Artikel 37: prioritaire voertuigen (dit lijkt vanzelfsprekend, maar bestuurders moeten het artikel naleven dat hen beperkingen oplegt).
- Artikel 44.1.4e en 5e alinea: verplichting om gebruik te maken van zitplaatsen uitgerust met een veiligheidsgordel.
- Artikel 59.1: de identiteitskaart.
Bestuurders van prioritaire voertuigen die alleen kunnen afwijken van sommige verkeersregels
Alle bestuurders van prioritaire voertuigen die niet in artikel 37.5 worden genoemd moeten de verkeersregels naleven. Enkele artikelen vormen hier echter een uitzondering op. Uitgangspunt hierbij is dat de aard of dringendheid van de tussenkomst rechtvaardigt dat er van de regels wordt afgeweken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de bestuurders van voertuigen van provinciegouverneurs of gekwalificeerde agenten van openbaarvervoermaatschappijen.
Enkele voorbeelden:
- Het rijden op paden die gereserveerd zijn voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs.
- Zich begeven in een schoolstraat.
- Rijden op een busstrook of een specifiek fietspad.
- Wat betreft de maximale snelheid mogen de bestuurders van deze prioritaire voertuigen afwijken van dezelfde regels en signalen zoals ook prioritaire voertuigen dit kunnen (zie artikel 59.13). Meer bepaald de algemene snelheidsbeperkingen, 30-zones en snelheidsborden C43, evenals het “doorkruisen/afsnijden” van groepen, militaire colonnes en processies.
Opgelet: alle andere situaties worden uitgesloten van deze regel: in woonwijken, voetgangerszones of fietspaden moet de snelheid gerespecteerd worden.
Er verandert niets voor andere weggebruikers
Al deze wijzigingen hebben geen invloed op de reactie van andere weggebruikers ten opzichte van prioritaire voertuigen. Zo dient elke weggebruiker bij het naderen van een prioritair voertuig (waarvan het speciale geluidssignaalsignaal en de blauwe zwaailichten in werking zijn) onmiddellijk ruimte te maken en de doorgang te verlenen. Men moet zelfs stoppen indien nodig (artikel 38 van de verkeerswet). Het niet naleven van deze regel is een overtreding van de derde graad.
Kanttekening hierbij is dat stoppen zonder na te denken niet altijd de beste oplossing is: probeer vooral samen te werken met het verkeer om je heen!
Tot slot herinneren we aan de verplichting om een "reddingstrook" te creëren tijdens verkeersopstoppingen op wegen met meerdere rijstroken in de richting van het verkeer. Deze verplichting geldt zelfs als er geen prioritaire voertuigen naderen met zwaailichten en sirene!
Commissaris Olivier QUISQUATER
Federale Wegpolitie