Dieren aanlijnen of opsluiten: nieuwe regels in Brussel
© LibreStock

Dieren aanlijnen of opsluiten: nieuwe regels in Brussel

Sinds 2 juni 2024 is er een duidelijker kader voor het houden van dieren in Brussel. Het is namelijk verboden om een dier in een te kleine ruimte voortdurend aan te lijnen of op te sluiten.

Een aangelijnd of opgesloten dier mag niet lijden

Op 3 mei heeft het Brusselse Parlement[1] beslist om dieren beter te beschermen door de omstandigheden te herzien waarin ze kunnen zijn aangelijnd en opgesloten met een aanpassing van artikel 4 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn van dieren.[2]

Paragraaf 2 van artikel 4 is volledig geherformuleerd en beschrijft in welke omstandigheden dieren kunnen worden opgesloten of aangelijnd. De eerste zin luidt als volgt: “Niemand mag de bewegingsvrijheid van een dier zodanig inperken dat het aan vermijdbare pijnen, fysiek of mentaal lijden en letsels wordt blootgesteld.”

De bewegingsvrijheid van een dier mag dus nog worden ingeperkt zolang dit redelijk en proportioneel is. Het dier mag dus niet worden blootgesteld aan “vermijdbaar” lijden of pijn. Zonder deze vermelding zou het onmogelijk zijn om de bewegingsvrijheid van een dier nog in te perken.


Verduidelijking bij de verbodsbepalingen

Het is vanaf nu verboden een dier “voortdurend of gewoonlijk of langer dan noodzakelijk” vast te maken. Het doel van de toevoeging van deze begrippen is een sterke uitbreiding van het toepassingsgebied, steeds met het oog op proportionaliteit en rekening houdend met de noodzaak om de fysiologische en ethologische behoeften van dieren na te leven overeenkomstig paragraaf 1 van artikel 4. De bedoeling is om situaties te voorkomen waarin dieren verschillende uren worden vastgemaakt, ongeacht of dit een gebruikelijke of eenmalige situatie is.

Het is ook niet meer toegelaten om “een dier gewoonlijk in een voertuig te houden, behalve wanneer het een wooncaravan betreft”. Met deze bepaling wil men de strijd aanbinden met bepaalde, regelmatig vastgestelde praktijken waarbij een wagen of bestelwagen de gebruikelijke woonplaats is van het dier.

Het verbod op “het fokken van een nutsdier in een kooi” is ook opgenomen. Deze bepaling verwijst naar het Europees burgerinitiatief “End the Cage Age” en wil voorkomen dat landbouwdieren (bijvoorbeeld gebruikt voor de productie van melk, eieren of vlees) hun leven doorbrengen in een kooi. Het typische voorbeeld is het houden van legkippen in kooien.

Tot slot is het verboden “om een hond, een kat of een konijn in een beperkte ruimte binnen of buiten op een doorlopende manier of gewoonlijk of langer dan nodig op te sluiten”. Deze bepaling is er gekomen naar aanleiding van verschillende vaststellingen van honden die gewoonlijk of verschillende uren lang worden opgesloten op balkons zonder geschikte beschutting, maar ook van konijnen die permanent in een kleine kooi zitten. Het huis of het appartement in zijn geheel wordt niet beschouwd als een beperkte ruimte.

Het begrip “beperkte ruimte” varieert in functie van de diersoort en moet worden begrepen als een ruimte die niet beantwoordt aan de fysiologische en ethologische behoeften van het dier. Dit laatste verbod is niet van toepassing op dierenasielen die onder de specifieke regels vallen van het koninklijk besluit van 27 april 2007[3]. 

Er wordt ook duidelijk gemaakt wanneer de dieren aangelijnd of opgesloten zijn overeenkomstig de hierboven vermelde bepalingen: “Wanneer een dier is vastgebonden of opgesloten moet het over zijn bewegingsvrijheid beschikken. Het bevestigingselement kan aangepast worden en mag in geen geval leiden tot pijn, lijden, verwondingen of de dood van het dier. Wanneer een dier is opgesloten moet het voldoende vrije ruimte hebben om recht te staan, op zijn zij te liggen en zich om te draaien.”

Het is mogelijk om af te wijken van de hierboven vermelde regels op advies van een dierenarts op voorwaarde dat een attest de reden en de duur van de afwijking verduidelijkt. Dit attest moet aan de overheden op eenvoudig verzoek worden voorgelegd. Indien de verantwoordelijke van het dier dit niet onmiddellijk kan, krijgt hij 48 uur de tijd om het aan de overheid over te maken. De ambtenaar kan de gegevens van de dierenarts vragen om onmiddellijk met hem contact op te nemen en zich ervan te vergewissen dat die wel degelijk zo’n attest heeft afgeleverd.

Het is ook belangrijk om te weten dat de Brusselse regering bij besluit bijkomende regels kan invoeren.

De ordonnantie van 16 mei tot wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn van dieren is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 23 mei jongstleden en de nieuwe verplichtingen zijn van toepassing sinds 2 juni 2024 op elke verantwoordelijke voor een dier.

Angélique DEBRULLE, juriste
www.bein-asbl.be/nl


Bron: https://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2024/05/23_1.pdf#page=104
[1] Link naar het parlementair dossier: https://www.parlement.brussels/weblex-doc-det/?lang=nl&moncode=PC980&montitre&base=1
[2] Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, Belgisch Staatsblad, 3 december 1986, p. 16382.
[3] Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren, Belgisch Staatsblad, p. 37170.